Dharma-onderwijs

H11. Over waarden en standpunten

Zazen training gaat over leven in een wereld waarin ons handelen ertoe doet. Onze handelingen worden bepaald door onze opvattingen, dus is het noodzakelijk de inhoud van onze opvattingen te onderzoeken. En net zo noodzakelijk is het dat we het mechanisme doorgronden waarmee onze opvattingen tot stand komen. Opvattingen zijn abstracties of representaties die we vormen van de werkelijkheid om de wereld te begrijpen en het leven in de wereld aan te kunnen. Ze zijn een manier om ons te richten op de relevante aspecten van een situatie te midden van een potentieel overweldigende massa aan informatie. Ons vermogen om over de wereld in abstracte vorm te kunnen denken is een cruciaal onderdeel van de menselijke geest. Zonder gebruik van opvattingen zouden we niet in staat zijn te redeneren, leren, plannen of samen te werken met anderen. Omdat onze opvattingen noodzakelijkerwijs als abstracties gevormd zijn, zijn ze altijd een stap verwijderd van de werkelijkheid der dingen zoals ze zijn. Daarmee is niet gezegd dat opvattingen per definitie verkeerd zijn, maar dat ze een bepaalde benadering van de wereld vormen, een benadering die als nadeel heeft dat hij een stap van de werkelijkheid verwijderd blijft. We kunnen gemakkelijker harteloos zijn via de ratio dan wanneer we de werkelijkheid rechtstreeks tegemoet treden .

Waarheid is meer dan het hebben van een juiste opvatting; het houdt ook in dat we weten welk effect dit op de ander heeft. We zijn misschien trots op het rationele en objectieve gehalte van onze opvattingen, maar als we nauwkeuriger kijken en zien in welke mate andere factoren hier een rol bij spelen, kan dat nogal verontrustend zijn. Hierbij horen ook de emotionele uitwerkingen van onze jeugd, onze psychologie en onze verlangens en angsten. Zelfs onze genen kunnen van invloed zijn op de opvattingen die we hebben. Ratio wordt vaak misbruikt om opvattingen te rechtvaardigen die we al hebben op grond van deze niet erkende factoren. Anderzijds is het zo dat een juist gebruik van de ratio een krachtig hulpmiddel is om onze irrationele tendensen aan het licht te brengen. In het ideale geval helpt ons denken onze opvattingen te verfijnen, maar in de praktijk blijkt dat niet altijd zo te werken. Het hebben van opvattingen is onvermijdelijk voor menselijke wezens en we moeten leren om er op een wijze manier mee om te gaan, maar onze opvattingen mogen nooit de primaire manier worden waarop we de wereld begrijpen. Is dat wel zo, dan is ons primaire begrip gebaseerd op abstracties. Opvattingen zijn een onderdeel van het mechanisme van zowel ratio als misleiding.

In het boeddhisme wordt geen enkele opvatting als absoluut en onveranderlijk gezien, omdat wat vandaag juist is morgen wellicht onjuist is ‒ opvattingen moeten een weerspiegeling zijn van veranderende omstandigheden en nieuwe ontdekkingen. De problemen die voortkomen uit het vasthouden aan opvattingen hangen vaak samen met het feit dat we onze opvattingen als deel van onze identiteit zien, en dus verdedigen we ze als ware het een zaak van leven of dood. Als we de diepte van ons wezen niet kennen, proberen we onszelf net zo sterk te definiëren door de opvattingen die we hebben als door onze eigendommen, prestaties en dergelijke.

Acceptatie van het geheel
In zazen ontwikkelen we geen opvattingen om tot begrip te komen en is het begrip dat ontstaat dus van een andere aard; het is niet gebaseerd op abstractie maar op acceptatie van het geheel. We worden niet overweldigd door de massa aan informatie, omdat we niet een afzonderlijke persoon als referentiepunt nemen. Er vindt een ordenen en rangschikken plaats dat ontstaat als respons op omstandigheden en daarbinnen ontstaat een gevoel voor wat goed is om te doen. Dit voltrekt zich in zazen omdat we door acceptatie in direct contact met de omstandigheden kunnen zijn. Opvattingen spelen daarbij ook een rol, maar moeten worden gezien voor wat ze zijn omdat ze anders snel de overhand krijgen en dan verliezen we het rechtstreekse en allesomvattende gevoel voor de werkelijkheid en raken we verloren in onze eigen abstracties. Als fundament van onze waarneming, kennis en ons handelen dient er een gewaarzijn van onze alomvattende aard te zijn.

Het is essentieel dat we de opvattingen van anderen respecteren. Om dat oprecht te kunnen doen moeten we bereid zijn onze eigen opvattingen als relatief in plaats van als absoluut te zien. Wellicht vinden we nog steeds dat onze opvatting de juiste is, maar als onze identiteit er niet van afhangt hoeven we er minder fel aan vast te houden. We kunnen dan met anderen samenwerken, zelfs als beslissingen niet altijd in ons voordeel uitpakken. Bij dit alles is het van cruciaal belang dat we onderscheid kunnen maken tussen onze diepe waarden en onze opvattingen.

Als het op handelen aankomt dienen onze diepe waarden de hoogste prioriteit te hebben. Normaal gesproken gebruiken we de term ‘waarde’ om zoiets als deze gulden regel aan te duiden ‘wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet’. Ik maak gebruik van de term ‘diepe waarde’ om te verwijzen naar de gerichtheid op de wereld die ontstaat als we ons diepste wezen aanvaarden, voorbij gedachte en abstractie. Onszelf rechtstreeks kennen is geen kwestie van meningen en opvattingen hebben, maar van helemaal in de twijfel stappen die we allemaal hebben over onze echte waarde. Als die twijfel volledig wordt aanvaard en zich volledig mag openbaren, ontwaken we tot het besef dat het helemaal geen twijfel is, maar de aansporing om onze ware vrijheid te leren kennen. Onze werkelijkheid ligt niet in het bestaan als afzonderlijke wezens. Werkelijk bestaan is ongedeeld, en de bewustwording van het ongedeelde wezen brengt ons voorbij samsara en nirvana. Zelfs voor we ontwaakt zijn hebben we al enige notie van onze ware natuur en die notie is wat ik bedoel met onze diepe waarden.

Omdat ze geen kwestie van opvattingen zijn, moeten waarden altijd primair zijn. Diepe waarden zijn niet relatief, noch zijn ze een zaak van individuele keuze, aangezien ze voortkomen uit de ware aard van onze onderlinge verbondenheid. Waarden komen als we de wereld in zijn ongedeelde aard zien en als we weten dat we onlosmakelijk met het gehele universum zijn verbonden. Waarden komen niet voort uit objectief waarnemen, het toetsen van bewijsmateriaal en tot een conclusie komen – dat is de snelste manier om te komen tot opvattingen en meningen. Waarden zijn rechtstreekser. Wat we moeten doen in een bepaalde situatie kan als opvatting worden beschouwd, terwijl niet haten een waarde is.

Als we het primaat van waarden begrijpen, kunnen ze met goed gevolg versmelten met opvattingen. Maar we moeten wel steeds het onderscheid kunnen blijven zien. Als het om opvattingen gaat kunnen we compromissen sluiten: onze diepe waarden moeten we niet compromitteren. We treden in contact met diepe waarden als we ons door volledige overgave grondig met de situatie verbinden. Dit vindt plaats in zazen. Als we ons geheel en al aan zazen toevertrouwen – meer dan aan opvattingen – dan beschikken we over een goede basis. Waarden komen niet gemakkelijk, en het vraagt toewijding om hun ware aard te onderkennen. Dat is een van de redenen waarom het zo belangrijk is om regelmatig te mediteren, want in zazen verkennen we onderlinge verbondenheid rechtstreeks – niet door het formuleren of bekritiseren van theorieën – maar door er dagelijks middenin te blijven zitten.

De aard van het zelf
De gulden regel ‘wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet’ is een goed uitgangspunt, maar het is onvoldoende als er geen direct besef is van de onwerkelijke aard van zelf. We vallen ten prooi aan misvattingen als we onszelf zien als afgescheiden van het geheel. Als we nog niet hebben ingezien dat een afgescheiden zelf een illusie is, dan zullen zowel onze waarden als onze opvattingen vertekend zijn. Als ik afzonderlijk ben en de ander afzonderlijk is, is het een goede start om de ander te behandelen zoals ik behandeld zou willen worden, maar ik moet verder gaan en het idee zelf dat me tegenover de ander plaatst in twijfel trekken. Als deel van het geheel zijn mijn behoeften een deel van het plaatje, net als de behoeften van de ander. Het gaat hier dus niet om een onrealistische vorm van martelaarschap. Het is een kwestie van openstaan voor het geheel en onderkennen wat het meest behulpzaam is voor alle betrokkenen. Om een dergelijk standpunt te benaderen, moeten we onze angsten en verlangens los laten, en dat maakt dit tot hard werken.

Hieruit volgt dat er geen kant-en-klare waarden kunnen zijn. De boeddhistische leefregels komen het dichtst in de buurt van een reeks vaste waarden, maar het zullen opvattingen blijven totdat we hun bron kennen. Die bron zal niet de zoveelste verklaring zijn, nog een definitie, maar een van moment tot moment levende ervaring van de ware natuur. Om vanuit onze waarden te kunnen leven, moeten we leren onze opvattingen los te laten.

Als je in nauw contact met een meester oefent, loop je al snel tegen het feit aan dat jouw opvattingen en die van de meester niet altijd overeenkomen. Een goede meester zal je vragen om voorbij je eigen opvattingen te gaan, met name je ideeën over jezelf en over wat jij wel en niet kan. Als je je nog steeds verlaat op jouw opvattingen als bevestiging van jezelf als een weldenkend, goed, verantwoordelijk, mededogend en wijs mens, dan zal dit leerproces moeilijk zijn. Deze moeilijkheid moet worden gezien als het middel bij uitstek waarmee we onze eigen opvattingen achter ons kunnen laten en onze echte waarde kunnen ontdekken. Een meester zal je niet vragen de leefregels te breken of iemand kwaad te berokkenen, maar hij of zij zal je wijzen op de hardnekkigheid waarmee je vasthoudt aan je eigen opvattingen en je vragen ze los te laten voor wat echt is in de situatie – waarden veeleer dan opvattingen.

We moeten goed opletten om te herkennen dat wanneer aan een waarde uitdrukking wordt gegeven, ze een opvatting wordt. Als we dit herkennen, wordt het voor ons mogelijk om op een constructieve manier met anderen te communiceren over zaken die voor ons van het grootste belang zijn. We kunnen onze eigen en andermans opvattingen verkennen en de achterliggende waarden proberen te onderscheiden. Als we niet kunnen inzien dat waarden die tot uitdrukking worden gebracht tot opvattingen worden, dan kennen we een niet te rechtvaardigen autoriteit toe aan onze opvattingen toe door vol te houden dat het waarden zijn.

Zekerheid
In het leven van training moeten we ons hoeden voor zekerheid. Aan de ene kant moeten we oppassen dat we onze waarden niet verloochenen, aan de andere kant moeten we opletten dat we onze opvattingen of meningen niet voor waarden aanzien en ze als zekerheden verkondigen. De geschiedenis van religies leert dat ze vatbaar zijn voor deze fout en boeddhisten zijn net zo gevoelig als anderen. Na vele jaren en met veel ervaring in training kunnen we op dit terrein nog steeds de mist ingaan . Hoe zekerder je wordt, hoe makkelijker je je opvattingen tot absoluutheden maakt. Zoals je bij het lezen van dit boek hebt kunnen merken, heb ik een reeks stellige meningen. Ik hoop dat ik goede redenen geef voor die opvattingen, maar als ze al van enige waarde zijn, dan is dat omdat de onderliggende waarden waaruit ze voortkomen duidelijk zijn geworden. Als ik bijvoorbeeld zeg dat training en verlichting niet twee dingen zijn, dan druk ik met een opvatting iets uit dat ik als een waarde ken. Die waarde kan in bepaalde situaties wellicht beter op een andere manier worden uitgedrukt. Ik hoef niet aan die ene uitdrukking vast te houden. Ik hoef ook niet aan de waarde vast te houden; ik moet aanvaarden wat er zich ook voordoet en het kennen in de context van zijn eigen heelheid in het moment. Ik moet loslaten, omdat ik daarmee een verstrekkende vrijheid kan kennen waarin een ware acceptatie van het andere is, die de waarheid in het hart van al het zijn niet ondermijnt. Uiteindelijk zijn opvattingen en waarden geen twee verschillende zaken, dus moeten we waarden niet als verheven en opvattingen als platvloers zien. Waarden zijn nutteloos zonder toepassing en ze worden toegepast middels opvattingen. Als opvattingen met enige nederigheid worden gehanteerd, zijn het de middelen waarmee we met anderen kunnen samenwerken om gezamenlijk vast te stellen wat goed is om te doen.

De manier waarop de leer tot uitdrukking wordt gebracht kan in de loop van de tijd veranderen. Zo bevatten de geschriften bijvoorbeeld verwijzingen naar het houden van slaven. Als dat voorkomt is het meestal in de context waarin de ‘eigenaar’ bereid is om ze openlijk weg te geven – alsof ze eigendom zouden zijn! Klaarblijkelijk was dit tweeduizend jaar geleden niet zo overduidelijk verkeerd als het tegenwoordig is. Je kan zoiets lezen en tot de conclusie komen dat de geschriften onbetrouwbaar zijn en ze verwerpen, of je kan proberen te begrijpen wat de geschriften willen overdragen. Geschriften bevatten waardevolle leringen, maar ze zijn soms vervat in de opvattingen van hun tijd, dus moeten we ze op een diepgaandere manier benaderen dan met simplistisch geloof. Geschriften dienen net als al het andere te worden benaderd met een geest die wortelt in diepe waarden.

We moeten ervoor waken onze kijk op de wereld te zeer te laten beïnvloeden door wanhoop en de verleiding van gemakzuchtige boosheid en verwijten. De meesten onder ons kunnen een punt bereiken waarbij berichten over nog meer rampspoed en oproer ons tot vertwijfeling kunnen drijven. Dus moeten we ons op persoonlijk vlak afvragen of de wereld er echt mee is gediend als wij de berichtgeving over de nieuwste catastrofe op de voet volgen. We verzaken niet onze plicht als we ons onderscheidingvermogen toepassen op wat we via de media tot ons nemen. Beoefening van zazen houdt in dat we nauwkeurig proberen te bepalen wat het is dat van ons wordt gevraagd, en daarin zullen we slagen als we ons baseren op onze diepe waarden. Dat is een andere manier om te zeggen dat we waarheid boven al het andere plaatsen – de waarheid van de concrete situatie waarin we onszelf bevinden en de bereidheid om ons hierdoor in ons handelen te laten leiden.

Er zullen dingen zijn die we moeten doen en een hele hoop andere dingen die goed zouden zijn om te doen, als we het zouden kunnen. We moeten het vertrouwen hebben dat het voldoende is als we het werk doen dat zich aandient en dat we het vermogen hebben om te zien wat dat werk is. Zo te leven toont aan dat het leven zin heeft, dat het mogelijk is stabiliteit in een veranderlijke wereld te ervaren en dat mensen een leven kunnen leiden.

De bron van morele waarden
Nadat God in de westerse intellectuele wereld als bron van moreel gezag werd onttroond, is onze verwarring over de bron van morele waarden duidelijker geworden. Deze is er altijd geweest, maar zolang we in God geloofden beperkten we ons onderzoek en stelden we ons tevreden met een beroep op zijn autoriteit als wetgever. Ook al moet dit nog binnen elke persoon ontwikkeld worden, we beschikken allemaal over een instinctief moreel besef dat voortkomt uit de diepe kennis van onze onderlinge verbondenheid. We hebben een krachtige afkeer van doden en een instinctieve afschuw van stelen, liegen enzovoorts. En natuurlijk raken we allemaal in de war door onze eigen angsten en verlangens, en dus is het nodig dat we trainen. Maar de basis van dat trainen blijft een direct weet hebben van onze verbondenheid met anderen. Die wetenschap openbaart zich tegelijkertijd met ons besef van onze individualiteit. Daarom is opgroeien zo moeizaam; ons egocentrisme is krachtig, maar ons instinctief besef dat ongeremde zelfzucht alleen maar ongelukkig maakt, is dat ook. Het ontstaan van zelfbewustzijn brengt met zich mee, dat de overgang van leven als een kleine god naar leven als een gesocialiseerd menselijk wezen moeilijk is. Het brengt ook het vermogen tot sympathie voort en het inzicht dat niet alleen anderen lijden, maar dat wij een deel van hen zijn en omgekeerd. Deze kennis is direct en niet noodzakelijkerwijs expliciet, hoewel het essentieel is dat we tijdens onze groei dit expliciet gaan begrijpen. Als we dat doen, wordt het een inzicht – een juist inzicht dat in diepe waarden geworteld is.

Vanaf het eerste ontluiken van onze volwassen geest ervaren we zowel onze verbondenheid als onze individualiteit en het is essentieel dat we beide bekrachtigen, als we tot onze ware natuur willen ontwaken en het einde van lijden willen vinden. Instinctief beseffen we dat we identiek zijn aan anderen, omdat dit werkelijk het geval is. We hebben geen autoriteit nodig die ons waarden voorschrijft, we kunnen ze rechtstreeks waarnemen als we de discipline opbrengen om nauwkeurig te kijken. En tegelijkertijd leven we niet in isolatie. Boeddha’s worden geen Boeddha’s in hun eentje, ze ontvangen altijd de transmissie van voorgaande Boeddha’s. Boeddha worden en het einde van lijden realiseren, is nooit de persoonlijke verworvenheid van een afzonderlijk zelf. De openheid waarmee we de wereld moeten accepteren in zazen, moet het vermogen in zich hebben om de leer rechtstreeks te aanvaarden en herkennen dat deze identiek is aan de kern van alle dingen. Zo kunnen we de leefregels en het onderricht van een meester aanvaarden.

Als we ons voor de vraag gesteld zien wat we in deze wereld moeten doen, moeten we ons verbinden met onze ongedeelde natuur en vertrouwen op ons vermogen dat we de wereld vanuit dat perspectief kunnen waarnemen. Elke dag doelbewust naar binnen keren en deze ongedeelde natuur ervaren in zazen, doet ons radicaal veranderen. We ontdekken dat in de kern van het leven een uitgestrekte volheid ligt. Laten we dat op waarde schatten en het volgen waarheen het leidt zonder het te ondermijnen. Als we ons schuldig voelen of neerslachtig zijn ten aanzien van de staat van de wereld of van de kwaliteit van onze bijdrage, zouden we ons in onze ware aard moeten grondvesten, in plaats van ons laten leiden door zulke dingen. Het ligt misschien niet op onze weg om hoog van de toren te blazen en misschien zullen anderen onze respons als ontoereikend beoordelen, maar onze waarden baseren op vergelijkingen of op wat wij denken dat anderen van ons denken, is een hopeloze zaak. Het vraagt kracht om een stevige basis voor ons leven te hebben, maar die kracht is niet de kracht van iemands persoonlijkheid – het vloeit voort uit eigen inzicht in de ongedeelde natuur. We leren steeds beter om zonder wanhoop of persoonlijk drama te reageren op omstandigheden en dat geeft ons een enorme vrijheid te midden van het leven. Ons werk zal bescheiden zijn, en, zoals deze dingen worden beoordeeld, zal het geslaagd zijn of niet, maar het zal voldoende zijn.

* * * * *

Origineel: Buddha Recognizes Buddha - Of Values and Views
Auteur: Eerw. meester Daishin Morgan
Vertaling: Boeddha (h)erkent Boeddha - Over waarden en standpunten, hoofdstuk 11
Vertaler: Eerw. meester Baldwin Schreurs

 

is een dharmaopvolger van eerw. meester Jiyu-Kennett, de oprichtster van de Orde van Boeddhistische Contemplatieven, een westerse boeddhistische orde in de Sõtõ-Zentraditie. Hij was tot 2019 abt van Throssel Hole Buddhist Abbey in Northumberland in Noord-Engeland en onderwijst boeddhisme in het Westen voor meer dan veertig jaar.