Ceremonieel

Bishafubutsu Daioshõ

Andere benamingen:
Sanskrit = विश्वभू Viśvabhū, Pāli =वेस्सभू Vessabhū, Chinese = 毗舍婆佛 Píshèpó Fó, Japanese = 毘舎浮仏びしゃふぶつ Bishafu Butsu,
Thai = พระเวสสภูพุทธเจ้า Phra Wetsaphu Phutthachao, Tibetan ཐམས་ཅད་སྐྱོབ་

vier elementen

Wanneer een ongeschapen geest is verbonden met het lichaam,
Het werkt met dingen en bestaat zo door hen.
Wanneer objecten verdwijnen, doet de geest dat ook.
Welzijn en pijn komen op en verdwijnen als illusies.

Bishafubutsu was de éénentwintigste van de vierentwintig Boeddha's. Hij werd geboren in Anoma, zijn vader was de Khattiya Suppatita en zijn moeder Yasavati. Op de dag van zijn geboorte brulde hij als een stier een schreeuw van triomf, vandaar zijn naam Bishafubutsu.

Zesduizend jaar lang leefde hij in het huishouden in drie paleizen: Ruci, Suruci en Vaddhana (Rativaddhana); zijn vrouw was Sucitta en hun zoon Suppabuddha. Hij verliet het huis in een gouden draagstoel, oefende zes maanden soberheid, kreeg melkrijst van Sirivaddhana van Sucittanigama en gras voor zijn stoel door de Naga-koning Narinda en bereikte verlichting onder een salaboom. Hij predikte zijn eerste preek in Anurarama tot zijn broers, Sona en Uttara, die zijn voornaamste discipelen werden.<

Onder vrouwen waren zijn voornaamste discipelen Dama en Samala, zijn constante begeleider Upasanta (Upasannaka), zijn belangrijkste leken beschermheren Sotthika en Rama onder mannen, en Gotami (Kaligotami) en Sirima onder vrouwen. Hij was zestig el lang en leefde zestigduizend jaar. Hij stierf in de Khemarama in Usabhavati en zijn relikwieën waren verspreid.

Er wordt gezegd dat het lichaam is geleend van de vier elementen.
Ook de geest, hoewel inherent zonder geboorte, wordt door het object van waarneming.
Zonder de objecten van waarneming, is er ook niets om geest te noemen.
Zonde en verdienste, schepping en vernietiging, zijn daarom als illusies.