Dharma-onderwijs

Ben niemand

Wanneer je boeddhisme bestudeert, bestudeer je jezelf; wanneer je jezelf bestudeert, vergeet je jezelf, wanneer je jezelf vergeet, zal je door alles verlicht worden en die verlichting verbreekt de hechting aan zowel het lichaam alsook de geest, niet alleen voor jou maar ook voor alle levende wezens.
Dōgen – Genjōkōan

Toen ik met mijn boeddhistische beoefening begon zag ik heel duidelijk in dat de moeilijkheden die ik in mijn leven ondervond door mijzelf veroorzaakt werden. Het was de wijze waarop ik het leven aanging. Ik was gevuld met een ogenschijnlijk oneindige stroom van behoeften en verlangens. Om het met andere woorden en vanuit een boeddhistisch perspectief te verwoorden, ik werd geconfronteerd met, en voelde me gebonden door mijn ‘bezoedelingen’: mijn hebzucht, mijn kwaadwilligheid en mijn onwetendheid. In het begin was mijn beoefening er vooral op gericht om mijzelf een beter persoon te maken, m.a.w. op zelfverbetering. Ik probeerde mezelf een spiritueel iemand te maken. En dit leek een redelijk en waardig doel. Wanneer ik met een senior monnik een spiritueel onderhoud had, sprak ik altijd over hoe het met me ging en welke vooruitgang ik maakte, of het gebrek daaraan. Dus zoals in bovenstaand citaat van Dōgen was ik mezelf aan het bestuderen. Ik denk dat dit voor de meeste mensen de normale ingang tot het boeddhisme is. We proberen onszelf te verbeteren, onze gedachten en ons gedrag dat lijden voor onszelf en anderen veroorzaakt te stoppen en een betere versie van onszelf te worden.

Een van de leringen die toegeschreven wordt aan de Boeddha is “Houd niet vast aan 'wat ik ben' of aan 'wat van mij' is. Wie dit waarlijk hoort, heeft de gehele leer gehoord. Wie dit waarlijk beoefent, heeft de gehele leer beoefend. Wie dit waarlijk gerealiseerd heeft, heeft de gehele leer gerealiseerd.” De Boeddha benadrukte vredig te worden dat niet een kwaliteit is die de meeste mensen zoeken. Ze zoeken geluk door te proberen te verkrijgen wat ze willen en door te proberen op de een of andere wijze ertoe te doen. Zolang we trachten om iets te zijn, lijden we in feite nog altijd. Wanneer we in het boeddhisme spreken over loslaten, is het loslaten van onze obsessie met onszelf het belangrijkst. De betekenis van ons leven is in feite het verhaal over wie we zijn dat we tegen onszelf vertellen. Twee mensen kunnen door identieke moeilijke omstandigheden gaan en de een z’n verhaal is vol met tegenspoed en onrecht, en de ander vertelt een verhaal dat, ondanks de ondervonden moeilijkheden, vol van dankbaarheid is. Wanneer we vasthouden aan een aspect van ons leven dat voor ons erg belangrijk is, bijvoorbeeld die baan krijgen, met die persoon zijn of dit doel bereiken, verliezen we zicht op de spirituele kant van ons leven en verdwalen we in een wereldse kijk op de dingen. Dit geldt trouwens ook voor het proberen een spiritueel persoon te zijn alhoewel er niets mis is met het cultiveren van je spiritualiteit. Maar proberen spiritueel te zijn zal in de weg staan van het realiseren van echte spiritualiteit.

De gewoonlijke menselijke neiging om bijzonder te zijn betekent dat we ons leven in verhouding tot anderen evalueren. Zolang we aan ons kleine zelf vastklampen, zijn we tot die geest gedoemd die onszelf met anderen vergelijkt en vervolgens onszelf als beter of slechter beoordeelt. We leven ons leven, wanhopig vasthoudend aan onze successen, maar beschaamd over onze zwakheden en vaak verlangend om ons falen te verbergen. We kunnen nooit werkelijke vrede vinden zolang we onze levens leven vasthoudend aan het vergelijken van onszelf met anderen om zo te weten hoe goed we het doen.

Dus hoe bestuderen we onszelf terwijl we tegelijkertijd onszelf vergeten? Het lijkt tegengesteld aan elkaar. De wijze waarop we het doen is door onze aandacht te richten op wat we doen en niet op wie we zijn. Bijvoorbeeld, we proberen niet om een aardig persoon te zijn. In plaats daarvan proberen we vriendelijk te handelen. En als we vriendelijkheid willen ontwikkelen, kunnen we leren om onze tekortkomingen daarin te accepteren en ze te gebruiken in ons onderzoek waar we wat dieper in onszelf moeten kijken om te zien wat ons ervan weerhield, zodat we de volgende keer het beter kunnen doen. Onlangs zei ik tijdens het geven van een Dharmalezing “Niemand hier is een goed persoon.” Het ontlokte nogal wat gelach. Toen zei ik, “Niemand hier is een slecht persoon”. Het is een misleiding om jezelf te definiëren als wat dan ook. Bijvoorbeeld, als je zegt dat je een vriendelijk persoon bent, wat betekent dat dan in het moment dat je onvriendelijk handelt? Trouwens, niemand is altijd vriendelijk. En als je iemand beoordeelt als een onvriendelijk persoon, zal die persoon soms toch met vriendelijkheid handelen. Ik ken iemand die het moeilijk vindt anderen goed te behandelen, maar hij behandelt zijn dieren wel met veel liefde en zorg. We hebben allen karaktereigenschappen waarmee we onszelf definiëren maar die zijn niet wie we wezenlijk zijn. Welk type mens we ook denken te zijn, het is niet ons werkelijke zelf maar slechts een stroom van veranderende karmische neigingen. Een belangrijk onderdeel van de boeddhistische leer is dat geen enkel karmische neiging fundamenteel is en ze kunnen allen veranderd worden als we er voor kiezen hieraan te werken. Een manier waarop we naar de boeddhistische beoefening kunnen kijken is dat we de bezoedelingen van hebzucht, kwaadwilligheid en zelfbedrog omzetten in verlichte staten van mededogen, liefde en wijsheid.

Focussen op wat we doen, in plaats van proberen iets te zijn, is bevrijdend. We kunnen onszelf openen naar het huidige moment om te zien wat nu goed is om te doen. In plaats van altijd te denken over hoe het met ons gaat, brengen we de aandacht terug naar wat we aan het doen zijn – het is dus een kwestie van goed doen in plaats van proberen goed te zijn.

Er is die prachtige leer in het boeddhisme die zegt dat we allen de Bodhicitta hebben, het hart/geest van een Boeddha. Het zoeken van de Bodhicitta wordt in het Mahayana-boeddhisme vaak omschreven als het boeddhistische pad. Omdat we allen dezelfde Bodhicitta hebben, betekent dit dat niemand van ons bijzonder is en dat geen enkel probleem fundamenteel is. Wanneer we stoppen vast te houden aan al onze karmische neigingen, is wat overblijft de Bodhicitta. De boeddhistische lering van geen-zelf, anatta, wordt vaak verkeerd begrepen en gezien als iets dat te moeilijk is om echt te begrijpen. Maar eigenlijk is het heel eenvoudig. Niets dat we als onszelf kunnen aanwijzen is ons bezit. Ik bezit mijn lichaam niet. Mijn lichaam volgt zijn eigen karma, en vanwege de natuurlijke veroudering en dood zal het uiteindelijk uiteenvallen. Mijn herinneringen zijn ook slechts karma. Dit en dat is gebeurt. Alle herinneringen zijn vergankelijk en zullen vergeten worden. Gevoelens en gedachten komen in ons op zonder dat we dit willen en zonder dat we kunnen verhinderen dat ze voorbij gaan. Het zijn allemaal niet meer dan tijdelijke omstandigheden of gesteldheden die in werkelijkheid niet ons bezit zijn. Het is in feite de lering van de acht wereldse omstandigheden: roem en schande, winst en verlies, waardering en afkeuring, plezier en pijn. We helpen onszelf vrij te maken van egoïsme en richten ons naar bevrijding wanneer we herkennen dat we de omstandigheden nooit kunnen bezitten.

Boedhistische beoefening is leren dat we niet hoeven vast te houden aan deze wereldlijke omstandigheden. Het spoort ons aan om dieper te kijken, voorbij de omstandigheden. We openen ons hart en geest naar wat voorbij leven en dood ligt en dit wijst ons naar hoe we het vraagstuk van lijden tot een oplossing kunnen brengen. Boedhisme is het wakker maken van het vertrouwen dat geen enkel probleem het werkelijke probleem is. Het werkelijke probleem is de vraag waarom we de Bodhicitta niet zoeken en vinden. Bewust blijven van het diepere bedoeling van de boeddhistische beoefening is hetgeen ons bevrijd van die o zo menselijke grondhouding van obsessieve fixatie op onze verlangens en angsten. We moeten blijven werken om onze geest op te tillen naar dat diepere doeleinde. We doen ons best in alle moeilijke situaties die ons leven ons brengt en wanneer we verloren lijken te raken in de wereldlijke condities, hoeven we alleen maar onszelf eraan te herinneren dat “niets is wat ik ben en niets is mijn bezit” en vertrouwen hebben dat ons ware hart/geest de Bodhicitta is.

* * * *

Origineel: Be Nobody
Eerder verschenen In : april/juni nieuwsbrief van de Berkeley Buddhist Priory, Californië
Vertaler: Eerw. meester Baldwin Schreurs
Datum: 24-05-2019
Toevoeging vertaler:
Je kan de uitspraak van Dōgen trouwens ook als volgt lezen: ‘Wanneer je boeddhisme bestudeert, bestudeer je je Zelf; wanneer je je Zelf bestudeert, vergeet je jezelf, ….. ’.

is sinds 1997 prior van Berkeley Buddhist Priory. Hij werd in 1979 tot boeddhistische monnik gewijd door eerw. meester Jiyu-Kennett en ontving in 1982 van haar Dharmatransmissie.