Dharma-onderwijs

De waarheid van Zijn (deel 2)

Verlichte Dualiteit
We wenden ons tot religie uit een verlangen om een betere richting te vinden of antwoorden op belangrijke vragen of een manier om een beter mens te worden; het kan ook de weerklank zijn van vele andere redenen die ieder van ons zou kunnen opnoemen. In al onze redenen zit impliciet een verlangen naar verandering. En toch zijn er zo weinig mensen die beseffen welke omvang de verandering heeft waarnaar ware religie wijst. Vaak gebruiken mensen de religie om een bepaalde behoefte te bevredigen of om een zekere pijn te verzachten. En als ze dan de hulp gevonden hebben waarnaar ze zochten zijn ze niet langer gemotiveerd om door te gaan. De verlichting die ze vinden en die ongetwijfeld echt kan zijn, wordt een soort bewijs dat de manier waarop zij religie gebruiken de manier is.

Boeddhahoofdagenda

Een viool kan ongetwijfeld worden gebruikt als een presse-papier; maar wat een treurig gemis aan schoonheid als er nooit op gespeeld wordt. Gelukkig zijn er altijd mensen geweest die ons niet lieten vergeten dat er meer is tussen hemel en aarde dan het oog kan zien. Ze maken iets in ons wakker – onze ontevredenheid, ons verlangen naar vrede, ons schoon genoeg hebben van de eindeloosheid van het ‘willen hebben’, ons gevoel van: "Is dit alles?" Wat het ook is, hoe je het ook voelt, ze doen ons verlangen naar een heel klein lichtpunt aan de verre horizon.

Onze verbeeldingskracht heeft dus een verlangen in ons losgemaakt naar een beloofd onbekend iets en we zeggen: "Ja, ik ga" en beginnen aan de klim. Wat er dan voor ons ligt is niet het begin van een nieuwe reis, maar het vervolg van éen en dezelfde, een reis waar iedereen mee bezig is. Alleen bewandelen we nu een rechter pad en is ons doel hopelijk duidelijker. Het werk dat voor ons ligt kan echter niet door oprechtheid alleen tot stand worden gebracht. Waar de overgang van onwetende non-dualiteit naar dualiteit in feite een gegarandeerde ontwikkeling is, als de afdaling langs een glibberige helling, is het oversteken van de grens tussen dualiteit en verlichte dualiteit allesbehalve automatisch. Er zijn hier geen roltrappen voor ‘spirituele’ personen, maar meer een rotsachtig steile trap die iedereen stap voor stap kan beklimmen. Als we het zware klimwerk doen, zullen we langzamerhand veranderen. Als we onszelf veranderen, als we doen wat nodig is om iedere filter die de Waarheid verduistert te verwijderen, dan zullen we de Werkelijkheid in een nieuw licht waarnemen. De helderheid van dit licht is evenredig aan de afname van de duisternis, wordt in steeds toenemende mate beleefd en varieert van geleidelijk en nauwelijks merkbaar tot plotseling en dramatisch. Als onze inspanning niet alleen maar een kort moment intens is, maar voortkomt uit wat we werkelijk zijn geworden door het langdurig praktiseren van de leefregels, zal het heldere inzicht dat we zo hebben verkregen niet vervagen. Want het ligt niet in onze aard datgene te doen dat het weer zal verduisteren. Het zal echter na een periode van normalisering worden geïntegreerd in onze wijze van zien en niet langer ongewoon lijken. Deze periode van aanpassing kan, afhankelijk van de diepte van ons begrip, enkele minuten of enige jaren vergen.

Sommige mensen hebben tijdens hun training vele gedenkwaardige religieuze ervaringen terwijl het spirituele leven van anderen in wezen niet opmerkelijk is. Geen van deze ontwikkelingen is op zichzelf superieur aan de ander of duidt noodzakelijkerwijs op een betere training. Om een voorbeeld te noemen: ervaringen uit een vorig leven, visioenen of ‘bovennatuurlijke’ ervaringen zullen op natuurlijke wijze naar boven komen áls we er iets van moeten leren. Voor sommige mensen zullen ze misschien belangrijk zijn, voor anderen hooguit een randverschijnsel. In beide gevallen moeten we onthouden dat deze ervaringen op zichzelf geen verlichting zijn en belemmeringen kunnen blijken te zijn als we er aan hechten. Het verlangen naar of koesteren van ervaringen, of dat nou wereldse ervaringen zijn of spirituele en mystieke, is en blijft werelds en is als zodanig een hindernis voor iemand die streeft naar de perfectie van meditatie. Niemand treedt precies in de voetsporen van een ander, noch zijn er ooit twee mensen die vanaf hetzelfde punt beginnen. Daarom is het logisch dat onze spirituele ontwikkelingsgeschiedenis van elkaar verschilt. Er is éen bepaalde transformatie die in de vele grote religieuze tradities algemeen voorkomt. Ze wordt wel het openen van het derde oog ofwel het oog van de wijsheid genoemd, of het zien met één oog. Deze unieke ervaring is een teken dat een dramatisch nieuw perspectief is verkregen, wat een revolutionaire invloed zal hebben op de zienswijze van de betrokken persoon. De aard van deze ervaring tart iedere beschrijving. Hoewel het duidelijk is dat er geen anatomisch oog wordt gevormd, is het niettemin nauwkeuriger om het als een letterlijke ervaring dan als een symbolische op te vatten. Ofschoon ik in voorgaande delen van dit artikel heb geprobeerd in algemene termen te beschrijven hoe deze verandering – waar alles om draait – aannemelijker gemaakt kan worden, moet ik toegeven dat ik meer gevoelens van mysterie heb dan van begrip als ik het thema van de transformatie zelf benader. Toch zal ik iets zeggen over wat ik er van weet, in de hoop dat het behulpzaam zal zijn. Ik zou het toch wel doen, al was het alleen maar om gecorrigeerd te worden indien ik me vergis.

Wanneer we een gewenste mate van juiste onthechting bereiken, door weloverwogen moeite te doen om het ervaren los te laten of door de druk van uiterlijke of innerlijke omstandigheden, kan het gebeuren dat we in en door ons lichaam iets voelen bewegen. Als ware het nu vrij en verlost van de druk van zelfs maar de geringste gedachte, voelen we vanuit ons midden een deel van ons oprijzen – alsof het zweeft – en zich bij de bovenkant van het voorhoofd of buiten maar zeer dicht bij de bovenkant van ons fysieke lichaam plaatsen. Terwijl het in beweging is ervaren we een buitengewoon algeheel gevoel van lichtheid en een zacht gevoel van blijdschap of opwinding als we de aanwezigheid en beweging daarvan gewaar worden. Dit is het begin van een proces dat maanden of zelfs jaren kan duren voordat we het als ‘voltooid’ kunnen beschouwen en het kan leiden tot een algehele omvorming van de persoon. Wat er gebeurt nadat dit proces op gang is gebracht zal ongetwijfeld van persoon tot persoon verschillen. Het is niet mijn bedoeling om met de beschrijving van sommige dingen die kunnen gebeuren, te suggereren dat het een compleet verslag is, wat het zeker niet is. En ook al zou er zoiets als een compleet of ‘correct’ verslag bestaan en al zou ik het kunnen overbrengen, betwijfel ik of ik het zou doen. Ik zou de unieke manier waarop een individu die zo gelukkig is op deze manier tot de Waarheid te komen, zo'n ervaring tegemoet gaat en begrijpt, niet willen bederven of beïnvloeden.

Enige tijd na het Oprijzen van de Geest, zoals het wel genoemd wordt, kunnen we merken dat we de wereld vanuit een andere plek in ons lichaam waarnemen. Het is alsof ons bewustzijn, de plaats waar we voelen dat we zijn, nu op die plaats zit waar de geest sinds kort verblijft. We zien vanuit deze plaats en niet vanuit de wereldse ogen. Het nieuwe ‘derde’ oog ziet onder andere het fundament van verlichting dat overal aan ten grondslag ligt. En wanneer het voorwerpen ziet, is het alsof het deze openbaart, alsof hun hele bestaan afhing van dit zien. Deze stand van zaken kan hoogst verwarrend zijn en vereist tijd om aan te wennen. De wereldse ogen worden nog steeds gebruikt, maar nu is het dit derde oog dat op een of andere manier door hen heen kijkt en ziet wat zij niet konden zien. Het lijkt of ze, samen met de andere zintuigen, zijn teruggekeerd naar een vroegere, oorspronkelijke staat waarin de eigenschap om aan alles vast te houden nog niet ontwikkeld was. Er is een diepe stilte in ieder zintuiglijk waarnemen, een ongeconditioneerde hoedanigheid die het mogelijk maakt het bestaan te ervaren zonder de gangbare subject-object relatie. Er is een woordeloos en tijdloos versmelten van alles dat gescheiden was. Er is een diepe realisatie dat het N(iet-)iets geheel toereikend is, wat ons eindelijk rust geeft. Alles wat er daarvoor gebeurd is, is nu slechts een droom; een lange, wanhopige, grotendeels onbewuste strijd te midden van de tegenstellingen teneinde de vrede en vrijheid te vinden, waarvan we nu weten dat die voorbij de tegenstellingen liggen.

Wat we vroeger als onze geest ervoeren kan ook verandering ondergaan. De geest zal misschien, geheel verstild door wat het ziet, alsof hij zichzelf vergetend in de eeuwigheid staart, niet zo gewillig als anders reageren op stimuli van buiten af. Intellectueel functioneren kan moeizaam worden of zelfs in uiteenlopende mate verkrampen en het kan nodig blijken om met anderen praktische regelingen te treffen om dit tijdelijke onvermogen te compenseren. Na een tijd zal de geest weer volledig bekwaam kunnen functioneren. Maar het zal niet meer dezelfde oude geest zijn van vroeger. Het individuele karakter ervan zal sterk verminderd en ergens in te verte zijn. De geest zal niet langer zo verstrikt zijn in het ‘denken’ als vroeger. We zullen ook dieper inzien hoe we bepaald worden door de kracht van onze gedachten, en hoe vreselijk onvrij we zijn, totdat we onze relatie tot bepaalde soorten van denken veranderen.

Alhoewel er vele andere dingen zijn waar we inzicht in krijgen en ongetwijfeld vele die aan mijn weten voorbij gaan, zou ik nu iets willen zeggen over de praktische aspecten van de leringen die we in die tijd krijgen. Deze lering toont ons wat we in onze oefening eigenlijk aldoor al hadden moeten doen. We worden ons bijvoorbeeld acuut en onmiddellijk bewust van het effect van die persoonlijke gedachten, woorden en handelingen die tegengesteld zijn aan wat we hebben begrepen of tegengesteld aan de manier waarop we tot dit begrip zijn gekomen. Het zeggen van iets onaardigs zou bijvoorbeeld zo'n vergissing kunnen zijn. Zelfs voordat het volledig over onze lippen is gekomen wordt het vernietigende effect ervan gevoeld omdat het een stukje van de barrière die ons van het Ware Leven afscheidde opnieuw opbouwt.

De leegheid die we genieten, maakt het conditionerende effect dat inherent is aan zelfs onze eenvoudige dagelijkse handelingen nog duidelijker. We moeten misschien zelfs elementen van de beoefening van onze religie – als we er een hebben – onderzoeken om te zien of het effect van wat we doen met onze lichaam en geest ook werkelijk overeenstemt met wat we beogen. Als dat niet het geval is moeten we misschien wat we doen herzien of de geesteshouding waarmee we het doen opnieuw afstemmen. We kunnen ons niet langer gedachteloos door zintuiglijke ervaringen of zelfs door aantrekkelijke of onweerstaanbare ideeën laten meeslepen. Door vallen en opstaan leren we dat er geen ‘kleine onbelangrijke pleziertjes’ bestaan. Zelfs als de wortels van persoonlijk lijden zijn doorgesneden, zal deze staat vervagen als we denken dat we boven de wet van oorzaak en gevolg staan en in oude gewoontes vervallen. Zo lang we een lichaam hebben en een geest, die in staat zijn om het plezierige en onplezierige te ervaren, zullen we waakzaam moeten zijn.

Het zal ook duidelijk worden, wat het waarschijnlijk aldoor al was, dat het ons slechts korte tijd is gegund van de vruchten van onze training te genieten, en dat het juist het principe zou aantasten dat deze vruchten mogelijk heeft gemaakt als we zouden proberen in deze staat te blijven. Door verder te gaan laten we de lichte last los, die sommigen misschien verlichting noemen en waar we toch niet naar verlangen, omdat we nauwelijks meer geïnteresseerd zijn in het ervaren ervan. We wenden ons weer af van het bekende en vervolgen onze weg van onthechting, want alhoewel deze Waarheden die aan ons geopenbaard zijn niet onecht zijn, totdat ze verwezenlijkt worden behoren ze tot een subtiel niveau van dualiteit en houden ze dat in stand, verlichte dualiteit die ons – ofschoon verdund – toch nog zal binden. Hoe gering ook, er is nog steeds een element van geestelijke scheiding tussen ons en de Waarheid.

Boeddha en maan (2)

Verlichte non-dualiteit
Stel je een koning voor die in een dromenloze slaap ligt. Hoewel hij zich nergens van bewust is, verandert dit niets aan het feit dat hij een koning is; hij is er zich eenvoudig niet van bewust. Dit is vergelijkbaar met de staat van onbewuste non-dualiteit. Veronderstel dat hij begint te dromen dat hij een bediende is. Nogmaals, de realiteit dat hij koning is blijft onveranderd, maar omdat hij zijn droom als werkelijkheid ervaart denkt hij dat hij iets is wat hij niet is. Dit is vergelijkbaar met de staat van dualiteit. Als hij wakker wordt, zal hij zich met heldere zekerheid herinneren dat hij een koning is. Hij zal niet langer denken dat hij iets is dat hij in werkelijkheid niet is. Dit is vergelijkbaar met de staat van verlichte dualiteit wanneer we onze Ware Natuur ervaren. Als hij opstaat en gewoon zijn taken uitvoert zonder vast te houden aan het idee dat hij een koning is, zal hij een koning zijn door te doen wat een koning

doet en niet door alleen maar in bed te liggen te denken ‘ik ben een koning’. Wat hij wist zal hij dan hebben verwerkelijkt door het werkelijk te maken door middel van zijn handelingen. Dit is de aard van Verwerkelijking. Het besef dat hij koning is kan in zijn bewustzijn naar boven komen maar hij is er niet aan gehecht. Hij hoeft zichzelf er niet aan te herinneren wat hij is om te kunnen handelen. Door het idee van wat hij wist dat hij was te laten vallen, kon hij zich er mee vereenzelvigen. Dit is vergelijkbaar met de staat van verlichte non-dualiteit.

Er zijn twee vormen van Waarheid, de Waarheid van het begrijpen en de Waarheid van Zijn. De Waarheid van het begrijpen is ons begrijpen van de Waarheid van Zijn. De Waarheid van het begrijpen wordt uitgedrukt in ware verklaringen over de betekenis van de Waarheid van Zijn. Die uiteenzettingen worden gegeven door met ons verstand naar de Waarheid van Zijn te kijken en het te beschrijven als een object. Ze zijn afhankelijk van een geest die in begrippen kan denken. De Waarheid van het begrijpen verwezenlijken betekent de Waarheid van Zijn binnengaan. Er is geen Waarheid van het begrijpen wanneer we de Waarheid van Zijn zijn binnengegaan. Er is geen persoonlijke betekenis of welke vorm van verstand ook maar te vinden wanneer we één zijn met de Waarheid van Zijn. En ze zijn ook niet nodig. Wanneer we de Waarheid van Zijn binnengaan veréénzelvigen we ons er mee. Wij en de Waarheid van Zijn verdwijnen want ze worden niet meer gezien als ‘iets’. Aldus is het Verwezenlijken van de Waarheid niet iets dat we begrijpen in de conventionele zin. Het is daarentegen iets waar we tot ingaan en wat we wórden. Ons begrip ervan moge werkelijk zijn, maar om er de volle tastbare realiteit van te zien, om het de onbelemmerde Levende Waarheid te laten worden, moeten we voorbij ons begrip ervan gaan en, net als de koning, het in ons dagelijks leven verwezenlijken. Ons begrip laten vallen betekent niet het te verliezen. Het loslaten maakt het verschijnen ervan mogelijk. Als we het leven kan het opkomen en wegvallen maar het doet er niet toe. Als we het willen kunnen we het te allen tijde zien. Maar we doen het met de wetenschap van wat we doen: de wetenschap dat de Waarheid zoals de wereld die kent niet ons Ware Thuis is. Ons Ware Thuis, dat zonder kenmerken, geen gezicht heeft, dat overal aanwezig is en waartoe wij zijn teruggekeerd, is de Waarheid van Zijn.

Het ‘ik’-gevoel van vroeger kan ook dramatisch veranderen. Niet langer beperkt door lichamelijke en conceptuele grenzen, kan het buitenzintuiglijk worden, alle ruimte en tijd vullen en als zodanig worden ervaren. Het bewustzijn, niet meer persoonsgebonden, wordt het universum dat zichzelf ervaart, als een spiegel die zijn eigen beeld weerspiegelt. Angst voor onze dood valt weg. De beleving van mensen als afgescheiden individuen valt weg. We kunnen nooit meer in de ogen van een ander kijken en alleen maar zien wat we daarvóór zagen. Het afgescheiden zelf, dat een drastisch ontmantelingproces heeft ondergaan, kan voorzichtig aan weer samengesteld worden tot een soort persona en gebruikt worden als en wanneer dat noodzakelijk is. Maar nu heeft het het niet meer voor het zeggen. Het moet zich aanpassen aan ons nieuwe perspectief, niet wij aan het perspectief van de persona. Bij het functioneren houdt het niet vast aan het geloof in het bestaan van anderen noch hecht het aan het bestaan van de fysieke wereld. Want dat zou er slechts toe leiden dat het zijn eigen gevoel van ‘zijn’ zou versterken in dezelfde mate als dit hechten. We maken gebruik van het lichaam maar weten dat het slechts een tijdelijke verschijningsvorm en relatieve werkelijkheid heeft. We hebben een tweeledige aard, of zo je wilt twee lichamen: het eindige fysieke lichaam, de mens die we zien en die persoonlijke ervaringen heeft, en het tijdloze lichaam, het geheel van elk en alle universa dat in een alles overstijgende sereniteit vertoeft. We kunnen hier ook een derde, vormeloos lichaam impliceren, een Bron waaraan de eerste twee ontspringen en waarheen ze terugkeren.

is het huidige hoofd van onze Orde. Hij is een senior discipel van eerw. meester Jiyu-Kennett en diende vele jaren als een van haar assistenten.

Hij werd door de senior monniken gekozen om eerw. meester Daizui McPhillamy op te volgen die in 2003 stierf. Hoewel eerw. Haryo veel reist als onderdeel van zijn rol, is zijn hoofdverblijfplaats in Shasta abbey, Noord-Amerika.